Het jaartal weet ik niet exact, maar het was ergens tussen 1986 en 2004. Mijn huwelijk met Henk was een puinhoop en ik ging dientengevolge in Tilburg op kamers wonen. Ik moest even tot mezelf komen en ook overdenken of ik wel met Henk door wilde gaan. Zodoende kwam ik bij de familie Godefroid terecht, die een antiquiteitenwinkel had.
De eerste weken liep alles op rolletjes, maar gaandeweg werd ik al angstiger en angstiger. Op een gegeven moment zat ik beneden op het toilet en ik durfde er niet meer af te komen. Ik gedroeg me natuurlijk ook overeenkomstig.
Mevrouw Godefroid zag mij en probeerde een praatje met me aan te knopen. Maar dat was natuurlijk tegen dovemansoren gezegd. Ik liep naar boven, waar ik twee kamers had gehuurd, en keek angstig naar buiten. Boven op de daken zag ik (in mijn verbeelding) mannen met geweren die het op mij gemunt hadden. Vervolgens ging ik onder mijn, met de hand geknoopt tapijt, liggen en stond doodsangsten uit. Ik hoorde ze zelfs schieten.
De familie Godefroid maakte ervan dat ik aan de drugs
was. Ze zeiden me per direct de huur op. Henk - die elke dag bij me langs kwam - vond me in een deplorabele toestand. Hij belde de PAAZ op, en er kwam gelijk een psychiatrisch verpleegkundige langs. Het was een vrouw en ze keek heel raar op toen ze hoorde dat mijn huur was opgezegd. Ik werd acuut opgenomen en kon (Godzijdank) mijn spullen bij bovengenoemde familie in de schuur zetten.